Hoofdstuk 43 Wat zijn wij?
Ik: Hij vindt mij ook leuk. We hebben gezoend. Oh, mijn God. We hebben gezoend, niet om een punt te bewijzen, maar omdat hij dat wilde. We lijken veel te zoenen, maar ik vind het leuk. Ik ken hem niet echt, maar ik wil hem leren kennen. Ik weet niet wat ik moet verwachten. Wat denk je dat ik moet doen? Zou je het als man op prijs stellen als een meisje je uitvraagt? Moet ik hem uitvragen? Maakt dat me wanhopig? Dat doet het toch wel? Ik wacht tot hij mij uitvraagt.
Ik stop mijn telefoon in mijn zak zonder antwoord te krijgen. Dat klopt. Het is makkelijker om te chatten met een telefoon. Hij heeft mijn brieven niet beantwoord en ik ben gestopt met checken. Als hij antwoordt, laat hij het me weten. Ik loop alleen door de gang. Het voelt nog steeds vreemd om het zonder Maria te doen, maar de herinnering aan onze kus laat me glimlachen.
We kusten elkaar opnieuw toen ik hem afzette. Hij liet me hem naar de deur van zijn huis brengen en we kusten elkaar opnieuw. Mijn wangen worden warm van de herinnering, ik mis bijna een stap. We kussen veel. Ik vind het leuk en ik vind het niet leuk. Ik wil dat we normale gesprekken voeren.