Hoofdstuk 32
De man veranderde snel in een grote bruine wolf en liep op zijn buik naar me toe. Ik strekte mijn been uit en voelde de bekende tinteling toen de ruwe tong langs me wreef. Al snel was de pijn in mijn knie bijna een herinnering.
Terwijl de wolf een man werd, stond hij voor me met zijn hoofd nog steeds gebogen. "Ik ben blij dat je bent weggekomen. Het spijt me zo-" begon hij te zeggen.
Ik onderbrak hem. "Nee, ik heb niet naar jou of Joel geluisterd. Je gaf me goed advies en ik negeerde het. Jij mag niet de schuld krijgen van mijn slechte beslissingen," ik haalde adem en vervolgde, "en aan je borst te zien heb je al de last van iemands woede gedragen. Vergeef me daarvoor," eindigde ik in een vlaag van woede.