Hoofdstuk 22 Thuiskomen
Als ik mijn huis binnenkom, komt er meteen een sterke bloemengeur me tegemoet. Ik kijk om me heen en zie dat de kamer gevuld is met een keur aan kleurrijke bloemen. Boven een van de deuropeningen hangt een spandoek met de tekst 'WORD BETER'. Mijn moeder achter me hapt naar adem, dus blijkbaar weet ze hier niets van, maar dan zie ik uit mijn ooghoek beweging als Jasper de kamer binnenkomt met een enkele rode roos. Ik houd mijn adem in en wacht tot hij naar me toe komt lopen.
"Ik wilde gewoon iets speciaals voor je doen, weet je, om je op te vrolijken." Hij houdt de roos voor me omhoog.
Omdat ik niet weet wat ik anders moet doen, reik ik uit en pak hem, en breng hem onbewust naar mijn neus om te ruiken. Dit, precies hier, maakt me aan het huilen. Ik blijf proberen hem weg te duwen, maar hij blijft terugkomen, en breekt me elke keer een beetje meer. Ik hoor mijn ouders iets zeggen, maar ik besteed er geen aandacht aan. Ik ben te veel bezig met staren naar de man voor me, zijn prachtige glimlach, die nu verandert in een grijns. Hij weet wat hij doet, en hoewel het me irriteert, wil ik me ook aan hem overgeven. De drang om op mijn knieën te vallen en zijn benen te omhelzen is overweldigend, maar in plaats daarvan schraap ik mijn keel en glimlach.