Hoofdstuk 21 Hem uitdagen
Met een vastberaden blik in zijn ogen om me te doden, stampte hij op me af zodra de man uit mijn zicht was. Zijn vastberaden tred en de intense blik in zijn ogen waren als een naderende storm, en ik zat gevangen in zijn pad. Ik kon het niet laten om me te voelen als een prooi in het nauw gedreven door een roofdier, en mijn hart bonsde in mijn keel terwijl de angst me stevig in zijn greep hield.
Eerder dacht ik dat ik zo snel mogelijk bij die man weg moest, maar ik vergat dat ik een man ben die wreedaardiger en griezeliger is dan hij.
Elke stap die hij naar me toe zette, bezorgde me een rilling over mijn rug. Mijn hart bonsde harder in mijn borstkas bij elke stap die de afstand tussen ons verkleinde.