Hoofdstuk 13
Haar geur was overal. Hij spoot zijn neusgaten in en bleef aan zijn kleren en huid plakken.
"Blijf kalm, Zeke."
Kalmeren? Kalmeren?! Hoe in godsnaam moest hij kalmeren als een mens hem riep alsof ze een sirene was? Hij had haar aanwezigheid al gevoeld en geroken lang voordat ze aan de arm van die klootzak verscheen.