Hoofdstuk 18
" Ik zweer het, het is niet wat je denkt," zei ik tegen Valens, terwijl ik achter hem aan rende terwijl hij zich omdraaide en ons naar het pakhuis leidde.
" Wat denk ik?" vroeg zijn koele stem. De kou in zijn stem maakte me gevoelloos en wanhopig. Mijn wolf had al een connectie met hem gevormd en ze wilde die wanhopig niet verpesten.
Ik zal sterven als hij ons afwijst, Aysel. Doe een beroep op hem. Doe een beroep op zijn wolf. Hij is onze ware partner!' Ze bleef in mijn hoofd schreeuwen terwijl ik achter Valens aan rende, die me niet afremde toen zijn lange benen het roedelhuis binnenstapten.