Hoofdstuk 152 Boek 4: Zevenentwintig
Michael zat in zijn studeerkamer wat kantoorwerk te doen. Het is zes dagen geleden dat Emily thuiskwam. Ze heeft haar pauze nog niet geregeld, maar het loopt nog steeds niet soepel tussen hen. Ze praat nauwelijks met Michael, tenzij het over hun kinderen gaat. En telkens als hij een gesprek tussen hen probeerde te beginnen, zei ze dat ze er geen zin in had, negeerde ze hem of liep ze weg. Michael zou liegen als hij zei dat het hem niets deed, maar hij weigerde op te geven of haar te dwingen met hem te praten.
Hij werd afgeleid door het klopje op de deur, keek naar de deur en riep: "Kom binnen."
De deur ging open en Emily kwam volledig aangekleed binnen. Michael trok een wenkbrauw op toen hij zag dat ze zich aankleedde. Hij was verbaasd, want hij had geen idee dat ze vandaag ergens heen zou gaan, ook al was ze de afgelopen zes dagen niet uit geweest. Emily staarde hem recht aan: "We gaan weg, ik vond dat je het even moest weten."