Hoofdstuk 9
Emily voelde het zonlicht op haar gezicht, fronste en vroeg zich in haar slaap af hoe het zonlicht de kamer kon binnendringen, terwijl de gordijnen altijd dicht waren. Haar nek deed pijn, net als haar rug, ze merkte dat ze niet comfortabel lag en haar oogleden vielen open. Het eerste wat ze zag was de voorruit en haar wenkbrauwen fronsten. Hoe konden ze een voorruit zijn in hun kamer?
Het zonlicht scheen door het raam en toen realiseerde ze zich dat ze zat. Ze probeerde op te staan, maar zag de veiligheidsgordel om haar lichaam, haar fronsende gezicht werd lelijker en ze keek om zich heen, alleen om het stuur, de bestuurdersstoel, de versnellingspook op te merken en dat ze zich moest voorstellen dat ze in de auto zat.
Waarom zou ze in de auto zitten? Ze vroeg het zich af en details van gisteravond stroomden binnen, ze was met de meisjes uitgegaan en ze waren dronken geworden, ze was naar het damestoilet gegaan en toen had ze Michael gezien. Hij had haar op zijn schouder gedragen nadat hij tegen haar had geschreeuwd en een man had geslagen, hij had haar naar zijn auto gebracht en haar gordel omgedaan. Toen ze daarover nadacht, realiseerde ze zich nu wat er gebeurd was, ze was in slaap gevallen in de auto en God sta haar bij, hij had haar in de auto achtergelaten!